2.2 Pedagogisch en didactisch klimaat
2.2.1 Pedagogisch klimaat
Voor een goed pedagogisch klimaat is het belangrijk dat kinderen inzicht krijgen in hun eigen doen en laten. Daarvoor maken we o.a. gebruik van de methode Goed Gedaan, een methode die erop is gericht om sociaal-emotionele vaardigheden te ontwikkelen. Goed Gedaan brengt in die ontwikkeling structuur aan die we zorgvuldig hebben geïmplementeerd in bestaande afspraken, regels en protocollen die hieronder staan beschreven.
Deze gegevens worden in het digitale leerlingvolgsysteem ParnasSys genoteerd. Naast het noteren van prestatiegegevens (zie didactisch klimaat 2.2.2) wordt per leerling de ontwikkeling op het sociaal emotionele vlak beschreven. Zaken als zelfvertrouwen, zelfstandigheid, sociale contacten komen zo gedateerd in ParnasSys te staan. Ook problemen in de groep, veranderingen in de thuissituatie, gesprekken en afspraken met ouders worden in ParnasSys genoteerd. Naast het beschrijven van de situatie geven we aan hoe we als leerkracht hebben gereageerd en welke oplossingen we hebben aangedragen.
Deze pedagogische beschrijving geeft gedurende het schooljaar een steeds beter beeld van kinderen. We kunnen in één oogopslag zien of problemen een terugkerend beeld laten zien en of onze oplossingsstrategieën geholpen hebben. Anderzijds vormt de pedagogische beschrijving vaak de leidraad voor het oudergesprek en de basis voor het betreffende gedeelte van het rapport.
In de klas wordt veel aandacht besteed aan het hooghouden van een goed pedagogisch klimaat. Aan het begin van het schooljaar worden er samen met de leerlingen afspraken omtrent gedragsverwachting gemaakt. Onze gezamenlijke visie omtrent gedragsverwachting vormt het uitgangspunt voor ons beleid met betrekking tot gedrag en veiligheid in onze school. De vier V's van Vertrouwen, Veiligheid, Vriendelijkheid en Verantwoordelijkheid vormen de kapstok voor de positief geformuleerde leer- en leefregels. Hierbij ligt de nadruk op de persoonlijke interesse van de leerling, op preventie van 'probleemgedrag' en op het benadrukken van pro-sociaal gedrag. In het schoolveiligheidsplan vindt u de volledige versie van dit beleid. Dit plan is als papieren exemplaar in te zien. Het is belangrijk dat de regels die te maken hebben met 'hoe ga je met elkaar om', respect voor elkaar en omgaan met verschillen die er nu eenmaal bestaan, als een rode draad door de school lopen. Zo weten de leerlingen waar ze aan toe zijn en worden ze niet elk schooljaar geconfronteerd met nieuwe regels. Ook stimuleren we kinderen om eventuele problemen bespreekbaar te maken. Dat kan alleen maar als er een goed vertrouwen bestaat tussen leerlingen onderling en de leerlingen en de leerkracht. Gedurende het schooljaar worden er in de klas regelmatig klassengesprekken gehouden waarin gerezen problemen worden uitgepraat of een aantal zaken preventief aan de orde wordt gesteld. We proberen daarbij de kinderen een zodanig normbesef aan te leren,dat het goed omgaan met elkaar niet wordt opgelegd door de leerkracht, maar vanuit de kinderen zélf een vanzelfsprekendheid is.
Problemen van grotere omvang of bepaalde pedagogische items die op een bepaald moment actueel zijn, kunnen onder worden besproken met het zorgteam.
Om de sociaal-emotionele ontwikkeling van kinderen in kaart te brengen, wordt gebruik gemaakt het programma Zien! Elke leerkracht vult voor de leerlingen twee keer per jaar de webbased screeningslijst in. ZIEN! hanteert zeven dimensies. Twee graadmeters, welbevinden en betrokkenheid, die een signaalfunctie hebben en vijf vaardigheidsdimensies die relevante informatie geven over de ontwikkel-behoeften van een leerling op sociaal-emotioneel gebied: sociaal initiatief; sociale flexibiliteit; sociale autonomie; impuls-beheersing en inlevingsvermogen. Daarnaast voeren we in 2021-2022 kind-gesprekken. Dit kunnen we doen dankzij de NPO-financiering: we faciliteren in tijd en ruimte voor deze gesprekken tussen leerkracht en kind. Tijdens deze gesprekken zal met name gericht worden op het welbevinden en relaties op school: de basis voor ontwikkeling. Hier willen we ouders graag bij betrekken. Waarom? Opvoeding en onderwijs zijn niet los van elkaar te zien, kinderen brengen immers de meeste tijd thuis en op school door. Goede samenwerking en betrokkenheid zijn daarom van belang.
Bij kleine problemen zijn er materialen waaruit de leerkracht kan putten om hier in de groep mee aan de slag te gaan. Bij grotere problemen wordt de intern begeleider en of een van onze gedragsspecialisten ingeschakeld, die middels gesprekken met de kinderen en ouders, probeert te achterhalen waar de oorzaak van het probleem ligt. Indien nodig wordt in overleg met de leerling, de ouders en de leerkracht, een plan van aanpak gemaakt door de intern begeleider of de gedragsspecialist.
Het thema 'gedrag' blijft ook in het schooljaar 2019-2020 een speerpunt binnen de ontwikkelingsprocessen op onze school.
2.2.2 Didactisch klimaat
De (extra) ondersteuning in de groep:
In de groepen 1-2 wordt de totale ontwikkeling per leerling bijgehouden vanuit het observatie- en registratie instrument KIJK! Hierin staan alle ontwikkelingslijnen beschreven met de daarbij behorende vaardigheden op chronologische volgorde van leeftijd. Het gaat hier om een groot aantal items die staan genoteerd en vallen onder de categorieën: motorische ontwikkeling, verstandelijke ontwikkeling, sociaal-emotionele ontwikkeling, taal- en rekenontwikkeling en expressieve ontwikkeling. De tekenontwikkeling wordt gevolgd door de menstekeningen die door de kinderen worden gemaakt. Door aan te geven welke items inmiddels worden beheerst, wordt de didactische ontwikkeling gevolgd daarbij kijkend naar leeftijd van het kind. Alle observaties worden in het digitale programma van KIJK! verwerkt. Twee keer per jaar worden ouders uitgenodigd voor een 10-minutengesprek en wordt er met hen o.a. besproken waar de leerling zich bevindt binnen de ontwikkelingslijnen. Opvallende zaken worden eveneens besproken met ouders. Ouders ontvangen een uitnodiging voor zo'n gesprek wanneer hun kind de leeftijd van 4,5 - 5 - 5,5 en 6 heeft bereikt.
De leerkrachten van de groepen 3 tot en met 8 werken met algemene groepsplannen waarin opgenomen de vakgebieden rekenen, spelling en lezen. In deze groepsplannen staat het handelingsgericht werken centraal waarbij er op drie niveau's wordt gewerkt.
Handelingsgericht werken kent de volgende uitgangspunten:
- In de klas probeert de leerkracht zoveel mogelijk rekening te houden met wat een kind nodig heeft (werken in 3 niveaugroepen).
- Handelingsgericht werken gaat uit van een transactioneel kader. Dit betekent dat de omgeving, het gezin, de ouders, de club waar een kind naar toe gaat, van invloed zijn op de ontwikkeling van dat kind. Samenwerken met ouders is hierbij dus erg belangrijk.
- Bij handelingsgericht werken doet de leerkracht er toe. De leerkrachtvaardigheden krijgen veel aandacht! Hierbij werk je aan: effectieve leertijd, effectieve instructie en klassenmanagement.
- Bij handelingsgericht werken benut je het positieve daar waar het kan. Je gaat uit van wat een kind al kan en gaat daar mee verder.
- Handelingsgericht werken is gericht op samenwerken.
- Handelingsgericht werken is doelgericht, je werkt met een duidelijke doelstelling voor een groep leerlingen.
- Handelingsgericht werken kent systematiek en is voor eenieder duidelijk. Je verzamelt gegevens van de groep kinderen, waardoor je kunt overzien wat ze nodig hebben. Deze onderwijsbehoeften cluster je zoveel mogelijk (3 groepen). Daarvoor maak je een plan, gaat aan de slag en evalueert dat tot slot. Daarna begint de hele cyclus weer van voren af aan.
Uiteraard zijn er ook leerlingen die daarnaast nog extra ondersteuning nodig hebben. Onze methodes bieden na elk leerstofblok een toetsmoment. De resultaten worden per vakgebied genoteerd in ParnasSys. Ook ouders kunnen deze toetsresultaten via het ouderportaal bekijken. Naar aanleiding van de resultaten wordt er gekeken welke kinderen bij welke onderdelen extra ondersteuning nodig hebben zowel in de vorm van een andere vorm van uitleg, ander aanbod of welke kinderen zich kunnen richten op de verrijkingsstof. Uiteraard wordt dit allemaal vastgelegd. Door deze manier van registreren krijgen we per kind niet alleen een goed overzicht van welke leerstofproblemen regelmatig terugkeren, maar kunnen we ook adequaat hulp bieden. In elke klas staat een instructietafel die wordt gebruikt voor (extra) ondersteuning aan individuele leerling of aan kleine groepjes kinderen. We vinden het bovendien een groot voordeel dat de normering klassenoverstijgend wordt toegepast. Omdat de norm duidelijk is, krijg je een beeld dat goed te vergelijken is met de andere leerjaren.
Het digitale leerlingvolgsystemen ParnasSys (zie 1.3.11) en KIJK ( zie 1.3.12) vormt de basis voor de verdere leerlingenzorg. Met de gegevens proberen we kinderen zo optimaal mogelijk te begeleiden. Ons uitgangspunt blijft daarbij het leerstofjaarklassensysteem. Binnen dit systeem bouwen we momenten in waarop differentiatie kan worden toegepast. Zo is er een aantal momenten per week waarop de leerlingen zelfstandig werken. Tijdens deze zogenaamde 'zelfstandige werkmomenten' krijgt de leerkracht de gelegenheid om extra aandacht te geven aan de leerlingen die extra ondersteuning nodig hebben. Enkele jaren geleden hebben we voor een teamgerichte nascholing 'Onderwijs Op Maat' gekozen om deze ontwikkelingen verder uit te bouwen. Zie ook 1.3.10 Handelingsgericht werken.
Ondersteuning buiten de groep:
Indien de leerkracht constateert dat de geboden hulp in de groep ontoereikend is voor een bepaalde leerling, wordt dit besproken met de intern begeleider van de betreffende bouw en het zorgteam + BPO.
Na overleg met de betrokken ouders zal de IB'er indien noodzakelijk voor uw kind een plan van aanpak bespreken.
Verder kan de IB'er:
- de leerkracht handreikingen bieden om met het probleem binnen de groep aan de slag te gaan;
- de groep ingaan om de betreffende leerling te observeren;
- een of meerdere gesprekken met de leerling voeren;
- de leerkracht vragen om een signaleringsformulier in te vullen om op die manier een nadere omschrijving van de problematiek te geven, hetgeen vervolgens bij de leerling wordt onderzocht.
Leerlingen uit de groepen 1 en 2 kunnen o.a. extra ondersteund worden door deel te nemen aan het VVE programma. Deze ondersteuning wordt geboden door de onderwijsassistente Susan Geurts. (Zie ook VVE). Als blijkt dat de leerling gebaat is bij hulp buiten de groep, kunnen leerlingen uit de groepen 3, 4 en 5 door de remedial teachers extra worden begeleid. Het betreft hier met name extra leesondersteuning. De leerkracht is op de hoogte van de interventies die door de RT-er worden ingezet en kan daardoor binnen de klassenorganisatie hierop aansluiten. Per RT periode wordt er een afweging gemaakt op basis van rendement/resultaten en prioriteiten. Merne Muskens draagt onder begeleiding van het zorgteam zorg voor de (extra) ondersteuning voor de leerlingen uit de groepen 1 tot en met 8 die met name ondersteuning nodig hebben op motorisch gebied.
Dyslexieprotocol
Dyslexie is behalve een ingewikkeld taalprobleem ook een mediamiek onderwerp. Er wordt veel over geschreven en als je niet oppast verdwaal je in de hoeveelheid literatuur. Te pas en te onpas wordt een kind dat een lees- of taalachterstand heeft, het predicaat dyslectisch opgeplakt. Om kinderen met echte dyslexie sneller op te kunnen sporen, wordt in de groepen 3 en 4 gewerkt met een dyslexieprotocol. Naast een vroegtijdige signalering wordt in een protocol vastgelegd welke stappen we kunnen nemen om uitval bij lezen/spelling tegen te gaan. Zo hebben we o.a. vastgelegd dat er middels verschillende toetsen in de groepen 3 en 4 een herfstsignalering plaatsvindt.
2.2.3 Externe begeleiding
In overleg met de leerkracht(en), de ouders en de IB'er, kan voor een andere benaderingswijze gekozen worden.
In bepaalde gevallen zult u geadviseerd worden contact op te nemen met de GGD of het SMW om te beoordelen of aan de problemen, medische dan wel maatschappelijke oorzaken ten grondslag liggen. Hiervoor kunt u terecht bij de jeugdverpleegkundige die vanuit de GGD aan onze school is verbonden of bij de schoolmaatschappelijk werker die met onze school samenwerkt vanuit het IMW gemeente Goirle. Daarnaast werkt onze school vanuit het initiatief aandacht voor basiskracht samen een speciaal pedagogisch medewerker vanuit Sterk Huis. Het initiatief aandacht voor basiskracht geeft scholen de mogelijkheid om speciaal pedagogische medewerkers in te zetten voor het preventief kunnen signaleren van gedragsproblematieken en hierbij extra ondersteuning en begeleiding te bieden aan kinderen en hun ouders en leerkrachten. Bijvoorbeeld in de vorm van SOVA training in de groepen 1 en 2.
Verder kan er bij leer- en of gedragsproblemen met uw toestemming expertise ingeschakeld worden van exterene deskundigen. Deskundigen kunnen bijvoorbeeld komen observeren, eventueel een psychologisch test, of intelligentietest afnemen of een schoolvorderingenonderzoek of dyslexieonderzoek doen.
De bevindingen van dit onderzoek worden met u, de klassenleerkracht(en) en de intern begeleider besproken. Naar aanleiding van de uitslag van het onderzoek worden er over de vervolgstappen met betrekking tot de (extra) begeleiding samen met u en uw kind afspraken gemaakt.
Op bovenschools niveau
Als toch mocht blijken dat onze school niet de juiste ondersteuning aan uw kind kan bieden wordt er gekeken naar een passende plek op een school waar dit wel mogelijk is. (Zie passend onderwijs 2.)
2.2.4 Beleid meer- en hoogbegaafde kinderen
Naast de zorg voor leerlingen die moeite hebben met de leerstof, bekommeren we ons ook om leerlingen die meer aankunnen dan de reguliere leerstof. Op school wordt standaard al veel verdiepingsstof aangeboden waarmee op niveau gewerkt kan worden. Daarnaast hebben we op onze school de plusgroep. (Zie Plusgroep).
2.2.5 specialisten
Op onze school heeft een aantal teamleden zich bekwaamd tot specialist. Zo kennen we op onze school:- Specialist Gedrag (3 teamleden)
- Specialist Hoogbegaafdheid (1 teamlid)
- Specialist Onderzoek t.b.v. onderwijskwaliteit ( 3 teamleden)
- Specialist Rekenen (1 teamlid)
- Specialist Taal/Lezen (2 teamleden)
- Specialist ICT (1 teamlid)
- Specialist Cultuur ( 2 teamleden)
- Specialist Bewegen (1 teamlid)
De specialist is op zijn vakgebied de sturende kracht om bepaalde ontwikkelingen in gang te zetten of processen te bewaken.